Bij de herdenking in Dordrecht ligt de nadruk deze keer op de tweede en derde generatie: de kinderen en kleinkinderen van de mensen die de wreedheden zelf ondervonden hebben. En wat voor gevolgen de verschrikkingen nog altijd op hun leven hebben. Nienke is één van hen en spreekt de aanwezigen toe. En dat is moeilijk. “Het voelt heel ongepast dat je moet vertellen hoe het van binnen is. Omdat je graag wil blijven staan en niet een slachtoffer wilt zijn”, vertelt ze.
Haar moeder is Bertie Rodriquez, één van de drijvende krachten achter de herdenkingen van omgekomen Dordtse joden. Zelf werd ze als klein kind achtergelaten in de Schouwburg, om vervolgens naar een onderduikadres gebracht te worden. Van haar gezin overleefde alleen zij en één van haar broers de oorlog. Haar vader, moeder en broertje werden vermoord in kamp Sobibor.
Trauma
Nienke worstelde in haar leven vaak met angsten en nachtmerries, maar legde niet direct de link van de holocaust. Totdat duidelijk werd dat het trauma dat haar moeder opliep generaties lang doorwerkte. “De eerste keer dat ik besefte wat dat betekende, was toen ik zelf een dochtertje kreeg. Toen die 1,5 jaar oud was en ik bij mezelf dacht: hoe doe je dat, een kind wegbrengen en niet weten waar het naar toe gaat. En weten dat je zelf waarschijnlijk je dood tegemoet gaat. Dat moet je je eens proberen voor te stellen. Dat gaat niet. Het trauma dat daaruit voortkomt, is zo groot.”
Haar moeder begon pas over haar eigen verdriet te praten toen Nienke eigenlijk al bijna het huis uit was. Zelf was ze altijd bang om afscheid te nemen. Nu weet ze waar dat vandaan komt. Het woord nemen tijdens de herdenking voelt raar: Nienke wil liever doorpakken en verbinden, zoals ze zelf zegt. Maar: “Het er niet over praten maakt het eigenlijk erger.”