De wandeling die Ad en Ad afleggen begint bij zijn woning in Krispijn. “Als ik hier zo omheen loop, moet ik zeggen: het is wel een bijzonder geheel”, merkt Van den Herik op. De tuin staat vol met voorwerpen die allemaal een betekenis hebben. Zo wappert er de Oekraïnse vlag, voor hem een symbool tegen onrecht en pesten. “Oorlog, ik vind het zo laf. Het is hetzelfde als pesten op school. Het is allemaal jaloezie, afgunst”, verzucht De Rooij.
En hij kan het weten: Ad had het zwaar te verduren op school. Hij werd mishandeld door de directeur. “Echt meppen. Toen ik twaalf jaar was, pikte ik het niet langer. Ik besloot: ik ga nooit meer naar de kapper, nooit meer naar de kerk en nooit meer naar school.” En daar heeft hij zich aan gehouden. “Ik had de keuze, of naar school gaan, of mezelf kapot werken. Ik heb op een stoommachine gezeten, ben kraanmachinist geweest. Ook onderhoudsmonteur en ik heb op de sleepboot gevaren.” Daarna werkte Ad als fotograaf en boomchirurg. Een hele rij beroepen, die hij zichzelf stuk voor stuk aan leerde.